Insulinespuiten
Een insulinespuit wordt gebruikt om insuline toe te dienen. De spuit wordt eenmalig gebruikt. Er zijn U-100 en U-40 spuiten. Een U-100 spuit bevat 100 eenheden insuline in elke milliliter vloeistof. Een U-40 insulinespuit bevat 40 eenheden insuline en wordt vooral veterinair (voor honden en katten) gebruikt. Insulinespuiten veilig en snel online bestellen.
Verschil insulinespuiten
Het verschil tussen U-40 en U-100 insulinespuiten zit hem in de concentratie van de insuline. U-40 insulinespuiten bevatten 40 eenheden insuline per milliliter vloeistof. Dit type insuline wordt vaak gebruikt bij dieren, zoals honden en katten. U-100 insulinespuiten bevatten 100 eenheden insuline per milliliter vloeistof. Dit is de standaardconcentratie voor menselijk gebruik. Het is belangrijk om de juiste spuit te gebruiken, die overeenkomt met de concentratie van de insuline. Een U-40 spuit is gegradueerd voor 40 eenheden per milliliter. Gebruikt u een U-40 spuit met U-100 insuline? Dan zal de dosering niet correct zijn. Andersom werkt dit natuurlijk ook zo. Overleg eerst met uw arts of dierenarts voordat u gaat spuiten.
Lengte van insulinespuit
Insulinespuiten hebben verschillende lengtes, variërend van 8 mm tot 12,7 mm. De lengte van de naald bepaalt hoe diep de insuline wordt geïnjecteerd. Korte naalden (8 mm) zijn geschikt voor de meeste mensen. Ongeacht lichaamsgewicht. Korte naalden verminderen het risico op injectie in spierweefsel en zijn comfortabeler. Langere naalden (12,7 mm) worden soms gebruikt bij mensen met een dikkere vetlaag of bij dieren. Deze naalden kunnen ook nodig zijn als kortere naalden niet voldoende zijn voor een juiste toediening.
Dikte van insulinespuit
De dikte van een naald wordt uitgedrukt in gauge (G). Hoe hoger de gauge, hoe dunner de naald. Insulinespuiten hebben meestal een naalddikte van 29G of 30G. Dunnere naalden (30G) zijn minder pijnlijk bij injecteren en geschikt voor mensen met een gevoelige huid of bij frequente injecties. Dikkere naalden (29G) worden soms gebruikt bij dieren of als de insuline moeilijk door een dunne naald stroomt.
Insulinespuiten bij mensen en dieren
Insulinespuiten worden dus zowel bij mensen als bij dieren gebruikt, maar er zijn enkele belangrijke verschillen. Bij mensen wordt vrijwel altijd U-100 insuline gebruikt, en korte dunne naalden zijn de norm. Mensen met diabetes leren vaak hoe ze zelf hun insuline moeten injecteren, en passen de dosering aan op basis van hun bloedsuikerspiegel. Bij honden en katten wordt meestal U-40 insuline voorgeschreven. De spuiten zijn vaak afgestemd op de specifieke doseringsvereisten van het dier.
Waarop te letten
Gebruik altijd een spuit die overeenkomt met de concentratie van de insuline (U-40 of U-100). Kies een naaldlengte die past bij de lichaamsbouw van de persoon of het dier. Voor comfortabel injecteren zijn dunne naalden aan te raden, tenzij echt anders nodig is. Gebruik insulinespuiten slechts één keer om infecties en ongemak te voorkomen. Bewaar insuline op de juiste temperatuur, en zorg dat de spuiten schoon en droog blijven.












